Teun probeert eigenlijk zo min mogelijk op te vallen in de klas. Hij is rustig, bemoeit zich met niemand, steekt haast nooit zijn vinger op en in de pauze zit hij wel in de buurt van de jongens maar hij heeft niet echt een vriend. Hij is ook de enige van zijn klas die niet samen met iemand van zijn oude school in de klas zit. Hij haalt best gemakkelijk goede punten. Hij werkt altijd heel hard en hij zorgt dat hij altijd zijn huiswerk af heeft. Hij is wel heel precies. Als hij in een groepje moet samenwerken vindt hij het soms wel lastig. Hij wil vaak het liefst dat alles op zijn manier gaat. Meestal zegt hij dan: “Ik doe dit.” En meestal pikken de anderen dat wel. Hij doet het ’t liefst in zijn eentje want hij wil perse zeker weten dat het goed wordt. Soms maken kinderen daar ook wel misbruik van, dat weet hij best. Dan laten ze hem bijna alles doen en doen zelf haast niets. Nou ja, prima als ze daar blij van worden. Moeten zij weten denkt hij dan. Nu ze online les hebben zien ze hem helemaal niet meer. Hij laat meestal zijn camera uit. Als de docent er iets van zegt dan doet ie de camera wel aan maar zorgt hij dat je alleen zijn plafond ziet en een klein stukje van de bovenkant van zijn hoofd.
Mevrouw Amradi die NGT geeft ( dat is een combinatie van de vakken Natuurkunde, Gezondheid en Techniek) blijft daar maar over doorzeuren. Maar Teun wil zichzelf niet de hele tijd zien want dan kan hij niet opletten. Die mevrouw dreigt steeds dat hij afwezig gemeld wordt op Magister dus nu doet hij zijn camera wel aan maar zorgt ervoor dat hij niet in beeld komt. Mevrouw Amradi blijft er over bezig. Dus heeft hij zijn bureaulamp achter hem aangedaan, die is lekker fel, zodat hij in het donker zit. Mevrouw Amradi kon dat niet uitstaan dus nu zit ze de hele tijd te vitten op zijn opdrachten. Terwijl daar niets op aan te merken valt. Teun vindt de opdrachten vaak leuk zelfs. De laatste opdracht moesten ze in tweetallen maken en mevrouw Amradi had hem gekoppeld aan Meltem. Ze dacht dat ze hem daarmee te pakken had. Meltem doet al sinds de lockdown niet mee met de lessen omdat ze bij haar vader in Duitsland zit. Mevrouw Amradi denkt dat hij het vervelend vindt om de opdracht alleen te doen. Teun vindt dat juist fijn. Ze moesten een werkstuk maken over gezondheid. Het moest gaan over gezonde voeding en sport.
Teun heeft met maar een klein beetje hulp van zijn vader zelf een app gemaakt. Hij heet voedbal. En dan Voed met een d en niet met een t. Als je de app opent kun je allerlei informatie vinden over voetballen en over wat je het beste kunt eten als je een zware training of een belangrijke wedstrijd moet spelen. Maar ook over eten en drinken in de kantine. Als je in de app zit en je komt in de kantine en je klikt op bitterballen of frikandel dan krijg je te zien hoeveel calorieën daarin zitten en hoelang je moet hardlopen voordat je die weer kwijt bent. Zijn vader was supertrots op hem geweest. Mevrouw Amradi is niet enthousiast blijkbaar.
In de online les is ze eerst al boos op de helft van de klas omdat ze het nog niet of veel te laat hebben ingeleverd. Te laat inleveren betekent meteen al twee punten aftrek. “En dan zijn er zelfs mensen in deze klas die denken dat ze de meest verschrikkelijke taalfouten kunnen maken in hun werkstuk.” Ze snuift verontwaardigd. “Dames en heren jullie zitten niet meer op de basisschool. Als je nu nog steeds de spelcontrole op je computer niet kunt vinden gaat er echt iets mis.” Klaartje steekt een ‘handje’ op. “Maar mevrouw ik ben dyslectisch…” zegt ze. “Ik heb het dan ook niet over jou. Je hebt dit in tweetallen gemaakt. Ik neem aan dat je dan je maatje ook leest wat je hebt geschreven.” Ze bladert even in haar papieren. “Jij hebt samen met Dirk een zeven gehaald. Prima” zegt ze en legt haar papieren weer neer. “Maar iemand die zijn werkstuk inlevert via een link op internet die ik dan maar moet openen… Een werkstuk dat ‘Voedbal’ heet. En dat er dan in dat ene woord al een spelfout zit, iemand die niet weet hoe je voetbal spelt. Diegene moet niet denken dat ik er maar een seconde over nadenk om die link te openen.” Teun kijkt via zijn telefoon op Magister. Een drie.
Als hij later de trap af loopt, hij wil beneden een boterham smeren, hoort hij dat zijn vader aan de telefoon is. Die werkt ook thuis. “Nee,” hoort hij, “Ik heb nog niets tegen Teun gezegd. Wat denk jij nou. Dat ik hem ’s morgens wakker maak en dan zeg. ‘Goedemorgen. Je moeder en ik gaan scheiden want je moeder heeft een ander’ Dat vertik ik. In het weekend ga ik naar mijn broer dan kom jij hier maar naar toe en dan vertel jij het maar.” Teun moet zich vasthouden aan de trapleuning. Hij wordt er duizelig van. Scheiden? Mamma was toch oma helpen? Daarom was ze toch al twee weken weg? Scheiden? “En ik dan?” denkt Teun. “Wat moet ik dan?”
Zijn ouders hadden wel vaak ruzie gehad. Vooral tijdens de vorige lockdown. Ze werkten alle twee thuis en werkten elkaar behoorlijk op de zenuwen. Mamma was haar baan kwijtgeraakt in de zomer omdat het bedrijf failliet was gegaan. Maar het ging toch beter tussen hun? Hij had gedacht dat het beter ging. Teun loopt de keuken in. Zijn vader draait zich om. “Ik moet ophangen” zegt hij.
“Hoe ging het?” vraagt hij. “Goed” zegt Teun en schenkt een glas sap in. Die boterham die hoeft hij niet meer. “Fijn” zegt zijn vader. “Ik moet in het weekend naar oom Jos, helpen met zijn kast” zegt hij dan. “Mamma komt dan hierheen.” Teun kijkt zijn vader aan. Zo makkelijk is het dus om tegen je eigen kind te liegen.
“Het gaat al wat beter met oma.” Gaat zijn vader verder. “Da’s fijn” zegt Teun. Hij zet het glas op de aanrecht en zet het pak terug in de koelkast. “Hartstikke fijn.”
“Heb je al een punt voor je voedbal-app?” vraagt zijn vader. “Ja” liegt Teun, “Een negen.” ‘Als jij kunt liegen pap, nou ik kan het ook,’ denkt hij. Hij kijkt zijn vader recht in zijn gezicht. “De juf was heel enthousiast. Zo leuk zei ze dat ik voedbal met een d geschreven had. Iedereen snapt meteen dat het voed van voeding is.” Zijn vader legt zijn telefoon neer en trekt zijn laptop naar zich toe. “Terecht” zegt hij, “Terecht, die negen had eigenlijk een tien moeten zijn.”
“Ja,” zegt Teun “eigenlijk wel.”