Ze zitten aan het ontbijt. Peter-Jan, zijn vader, zijn stiefmoeder en zijn oudere zus. Iedere dag vraagt zijn vader hoe het op school gaat en of ze goed voorbereid zijn op de dag. Hij kijkt iedere dag op magister. Zijn stiefmoeder moet hem helpen met huiswerk en met zijn agenda. Gelukkig doet ze dat niet echt fanatiek.
De vader van Peter-Jan werkt bij een bank als manager. Het is een baan waarbij hij 27 mensen moet aansturen. Raar eigenlijk dat woord ‘aansturen’. Zijn vader heeft uitgelegd dat hij ervoor zorgt dat mensen ‘aan’ staan, dat hij zorgt dat iedereen het beste uit zichzelf haalt. Hij vindt presteren heel belangrijk. Lummelen, lekker lui zijn, daar heeft zijn vader een hekel aan. Je moet actief zijn, zorgen dat je op de hoogte bent, voorop lopen. Op de basisschool moest hij iedere dag naar het jeugdjournaal kijken en nu moet hij naar het NOS-journaal voor volwassenen kijken.
Zijn zus doet dit jaar eindexamen, ze is de beste van haar klas en denkt erover om volgend jaar rechten te gaan studeren. Ze haalt altijd goede cijfers. Ze kan heel goed leren. Ze heeft op de basisschool een klas overgeslagen. Ze zit in de leerlingenraad, ze zit in de leerlingen ICT-werkgroep en doet vrijwillig mee aan een debatclub op haar school. Als ze naar het journaal kijken maakt ze soms aantekeningen. Die kan ze dan gebruiken bij het debatteren op school. Zijn vader is erg trots op haar. Peter-Jan is niet zo’n studiehoofd. Hij speelt liever piano. Eerst deed hij dat omdat het moest. Zijn vader vindt een culturele opvoeding belangrijk. Hij moest een instrument kiezen en iedere dag een half uur repeteren. Hij had piano gekozen omdat zijn moeder piano speelt, dus eigenlijk een beetje om zijn vader dwars te zitten. De vleugel van zijn moeder staat nog in Nederland. Zijn moeder is drie jaar geleden terug gegaan naar de Verenigde Staten. De vleugel kon niet mee. Zijn zus speelt dwarsfluit. Met het kerstdiner in de villa van opa en oma moeten ze altijd samen iets spelen voor de familie.
Eerst was hij met heel veel tegenzin aan de lessen begonnen. Hij had een hele oude, super saaie leraar die iedere week een uur les kwam geven in de grote voorkamer waar de vleugel staat. Hij moest heel vaak vingeroefeningen doen, oersaai. Alleen maar toonladders. Maar langzamerhand begon hij er lol in te krijgen om heel snel die riedeltjes te spelen. Want die sonates en etudes waren allemaal ouderwetse klassieke muziek maar toch… Hij zou het niet gauw toegeven maar soms zijn die heel mooi. Zijn leraar had begin vorig jaar gezegd dat hij hem niets meer kon leren, dat hij naar de muziekschool moest gaan. Daar heeft hij nu een hele leuke leraar die hem allerlei soorten muziek laat spelen. Zo leuk. Hij kijkt echt uit naar de lessen en oefenen: soms speelt hij wel veel langer dan een uur. Dan vergeet hij de tijd.
“Hallo, hallo aarde voor Peter-Jan!” roept zijn vader “Hoe gaat het met Nederlands, vroeg ik!” Peter-Jan zucht.
“Goed.” liegt hij. Het gaat helemaal niet goed. Hij kan gewoon niet zo vlug lezen. Op de basisschool was dat ook al maar toen viel het allemaal nog niet zo op. Op deze school ligt het tempo gewoon hoger. Hij is weleens jaloers op de kinderen in zijn klas die dyslectisch zijn, die krijgen meer tijd en toetsen enzo, die krijgen ze in een groter lettertype. Als hij een toets heeft waarbij hij veel moet lezen heeft hij de dag van te voren al buikpijn. Hij haalt dan ook maar net magere zesjes terwijl hij dan wel goed heeft geleerd. Zijn vader is niet blij met al die zessen. Hij heeft weleens gezegd dat hij maar moet stoppen met pianoles en wat meer tijd aan schoolwerk moet besteden. En hij doet al zoveel!
Vandaag moet hij een brief aan de basisschool inleveren. Best een leuke opdracht eigenlijk. Alleen hij kàn het gewoon niet. Het moet met de hand geschreven zijn want dat is ‘persoonlijker’. Hij heeft een lelijk handschrift en maakt ook de ene fout na de andere. Hij heeft al twee weken smoesjes verzonnen om het niet in te hoeven leveren. Maar vandaag moet het. Anders krijgt hij een aantekening in magister. Nu heeft hij het eerst op de computer uitgewerkt met de spel-controle, daarna uitgeprint en toen over geschreven. Maar hij ziet zelf ook wel dat het niet goed is. Het is te kort en bij het overschrijven ging het ook niet goed. Hij heeft het twee keer overgeschreven en nog steeds is het flut.
Het eerste uur hebben ze meteen Nederlands. Hij hoopt dat juf Tikken het vergeet. Maar natuurlijk vergeet ze het niet.
“Wel wat kort” zegt ze als hij het inlevert. Hij kan er niets aan doen maar de tranen springen in zijn ogen. “Kom na de les even bij me” zegt de juf. Gelukkig heeft niemand iets gemerkt.
Na de les gaat hij naar haar bureau. Netjes op anderhalve meter afstand blijft hij staan.
“Ik moet naar Wiskunde” zegt hij vlug.
“Ik geef je wel een briefje” zegt juf Tikken. “Vertel eens wat is er aan de hand met die opdracht” Shit nu komen er weer bijna tranen. Hij slikt en haalt diep adem.
“Ik kan het niet” zegt hij.
“Het ziet er best goed uit” vindt de juf, “een beetje slordig. Had je niet genoeg tijd om het te maken?” Niet genoeg tijd. Hij is er uren mee bezig geweest. Uren. Twee keer over geschreven.
“Ik had buikpijn” zegt hij dan maar.
“Luister Peter-Jan. Als er iets is moet je dat zeggen.” Peter-Jan wipt ongerust van de ene voet op de andere. Straks is hij te laat bij wiskunde en dan gaat iedereen vragen wat er was. “Er is niks?” zegt hij onzeker.
“Je wil weg” begrijpt juf Tikken. “Ik ga het nakijken en dan hebben we het er over op een rustig moment. Ga maar gauw.”
Opgelucht rent Jan-Peter naar Wiskunde. Hij glipt net op tijd naar binnen. Wout kijkt hem vragend aan.
“Waar blijf je nou!” roept Tommie van achter uit de klas. Hij gaat vlug op zijn plaats naast Soufiane zitten. Vrijdag heeft hij pas weer Nederlands. Hij ziet wel.