“Niet in de plantenbak zitten!” Wiep, een van de conciërges, wijst naar Soufiane. Soufiane schiet overeind.
“Hij zit niet in de plantenbak maar op het hoekje. Dus…” zegt Tommie direct. “In de aula zit je op een van de bankjes of op een stoel,” zegt Wiep rustig. “Ja maar,” begint Tommie, “hij kan niet zolang staan.”
Soufiane krijgt een kleur. Hè wat vervelend dat Tommie dat nu zomaar zegt. Het is niet eens waar. Hij heeft wel een rare voet misschien maar hij kan prima staan.
“Oke,” zegt Wiep, “dan kun je aan je mentor vragen of je de lessen voor de pauze wat eerder weg. Dan heb je wat meer tijd en kun je op je gemak een plekje zoeken. Het is eigenlijk ook veel te druk hier. Wie is je mentor?”
Soufiane wordt nog roder. “Nee, hoeft niet.” zegt hij vlug. Wout merkt dat hij zich ongemakkelijk voelt en vraagt of ze mee naar buiten gaan. Opgelucht loopt Soufiane met Wout, Tommie en Peter-Jan naar buiten. Wout kijkt naar hoe Soufiane loopt. Je ziet het bijna niet maar toch hinkt hij een beetje. De eerste week had Tommie meteen gevraagd of hij een blessure had. Soufiane had verteld dat hij toen hij baby was geopereerd is, dat dat toen is mislukt en dat ie weer een operatie krijgt als hij uitgegroeid is.
Tommie is altijd heel direct. Die denkt niet na voor hij iets zegt maar roept meteen zomaar alles. In de klas is dat wel lachen. Soms doet hij het ook wel expres, denkt Wout. Hij vindt het wel leuk wanneer hij in de belangstelling staat. De eerste schooldag was hij meteen keihard gaan lachen toen de microfoon van de directeur het niet goed deed. Iedereen had naar hem gekeken en in plaats dat hij zich schaamde ging hij nog harder lachen. Alle leraren kennen Tommie al bij naam. Alleen bij Engels is hij rustig. Na de pauze hebben ze Engels. Iedereen heeft een hekel aan Engels. Alleen Peter-Jan vindt Engels niet zo erg maar dat komt: hij is er steengoed in. Zijn moeder komt uit de Verenigde Staten.
Het komt door de leraar. Meneer Bastiaansen is superstreng. De hele klas is extra stil tijdens zijn les en toch zegt Bastiaansen dat hij nog nooit een brugklas heeft gehad met zo weinig discipline. Klaartje had gevraagd wat discipline was. Hij had haar strak aan gekeken. En toen had hij heel nadrukkelijk gezegd “Gebrek Aan Discipline Is,” hij liep rood aan en zette dreigend twee stappen in Klaartjes richting, “dat je bij voorbeeld niet, NIET, je vinger opsteekt voor je iets zegt.”
Deze les waren ze superstil en snel het lokaal in gegaan. Iedereen had meteen zijn spullen op zijn tafel gelegd want dat moest. De eerste keer had Tommie gelachen en gevraagd waarom dat zo ‘belangrijk’ was. Bastiaansen was toen heel erg uitgevallen tegen Tommie. Half in het Engels en half in het Nederlands. Hij kwam gevaarlijk dichtbij. Toen Tommie iets wilde terug zeggen had hij keihard met zijn vuist op de tafel van Tommie geslagen en “Don’t you dare!” geschreeuwd. Vandaar dat ze nu braaf deden wat Bastiaansen zei.
Maar nu vliegt er een bij door het open raam naar binnen en de meiden gillen en rennen van hun plaats.
“Sit down. Now.” roept Bastiaansen boos.
Aarzelend gaat iedereen weer zitten. Behalve Jos de wesp is vlakbij haar tafel. Ze durft echt niet.
“Sit down!” schreeuwt Bastiaansen opnieuw. Soufiane staat op en loopt mankend naar de tafel van Jos. “Sit!” hoort hij Bastiaansen nog een keer roepen. Soufiane opent zijn handen en beweegt geconcentreerd en langzaam naar de bij. De bij gaat op de rugleuning van de stoel zitten. Soufiane is snel en vouwt zijn handen om de bij dan hompelt hij naar het raam en laat de bij buiten wegvliegen. Er gaat een zucht door de klas. Soufiane lacht verlegen, hij is er niet aan gewend om een held te zijn. Want dat is hij dat ziet hij in de bewonderende blikken van iedereen in de klas. Tommie zit te stuiteren van plezier in zijn bank en Wout steekt zijn duim op.
“There is a thin line between being brave and being stupid,” zegt Bastiaansen grimmig. Klaartje vraagt meteen wat dat betekent. Bastiaansen kijkt haar woedend aan.
“Put your hand up.” Klaartje steekt onzeker haar vinger op en herhaalt haar vraag. Bastiaansen zegt dat ze dat maar aan haar vader moet vragen want met zo’n dochter zou hij dat wel herkennen. Meteen is het doodstil in de klas. Meneer Bastiaansen weet blijkbaar niet dat Klaartjes vader twee jaar geleden overleden is.
Het volgende uur tijdens Geschiedenis had Tommie aan meneer de Groot gevraagd of ze met de klas even mochten praten over meneer Bastiaansen. Meneer de Groot is een van hun mentoren. Meneer de Groot had gezegd dat ze, tenzij het superdringend was, moesten wachten tot het mentoruur.
“En,” had hij erbij gezegd, “ikzelf zou het niet prettig vinden wanneer leerlingen over een collega klagen.” Tommie had geroepen hoe ze dàn iets moesten oplossen met een leraar. “Nou,” had meneer de Groot gezegd, “wat dacht je van het eerst eens bespreken met meneer Bastiaansen! Pak allemaal je werkboek, het huiswerk was paragraaf 3 tot en met 7. Zijn daar vragen over.”
Maar ja toen ze weer Engels hadden had niemand erover durven beginnen. Klaartje sowieso niet maar zelfs Tommie had zijn mond gehouden.