Klaartje fietst huilend de straat uit, de brug over en de weilanden in. Ze moet even stoppen om haar neus te snuiten. Ze laat haar fiets tegen een boom leunen maar hij begint te schuiven omdat er zware plastic tassen aan het stuur hangen. Dus houdt ze het stuur vast met haar ene hand en snuit haar neus met de andere. Vorige week lag hier nog sneeuw en was het ijskoud. Ze heeft het nu veel te warm in haar winterjas. In de sloot voor haar drijft nog ijs terwijl in het gras voor haar voeten de eerste krokussen al paars bloeien. Onhandig knoopt ze haar jas open. Uit de doos die achterop haar fiets is gebonden klinkt klaaglijk gemiauw. “Stil maar” zegt Klaartje, “we zijn er bijna”. Ze moet echt ophouden met dat gejank. Ze kan toch niet helemaal behuild bij Vivian aankomen. Gek eigenlijk, ze zitten al een paar maanden bij elkaar in de klas, zitten haast altijd bij elkaar in de pauze, appen iedere dag en toch is ze nog nooit bij Vivian thuis geweest. Ze spreken meestal bij Jos af. Sinds de kerstviering zijn ze drie dikke vriendinnen. Bij Jos is het gezellig en ze woont niet ver van school. Klaartje ook niet maar bij Klaartje is het altijd druk, ze heeft twee zusjes en twee broertjes. Haar jongste broertje heeft een soort van handicap. Sep ziet er engelachtig uit met zijn grote blauwe ogen en zijn fijne blonde krullen. Hij is al vijf jaar maar kan nog bijna niks, hij praat bijna niet, moet gevoerd worden en speelt het liefst met een stukje bubbeltjes plastic.
Alles draait altijd om Sep. Nijdig veegt Klaartje weer nieuwe tranen weg. Hij kan er ook niks aan doen. Ze hebben een rot-jaar achter de rug. Twee rotjaren eigenlijk. Twee jaar geleden is Klaartjes vader onverwacht overleden. Toen kwam vorig jaar corona. Maar dit jaar hadden ze eindelijk een keer geluk. Haar moeder won een prijs, geen miljoenen maar honderdduizend, HONDERDDUIZEND, euro. Honderdduizend euro is heel veel geld.
Ze had online voor allemaal nieuwe kleren gekocht. Ook hadden alle kinderen mogen zeggen wat ze het allerliefst zouden willen hebben. De tweeling hadden inline-skates gekozen, Annika haar jongere zusje had een eigen laptop gekregen en Klaartje had het niet geweten. Ze had haar schoollaptop, haar telefoon was eigenlijk ook nog goed maar ze had wel een wens. Ze wilde zo graag een jong katje. Ze had er vroeger ook wel om gezeurd maar haar moeder had het teveel werk gevonden. Maar nu had Klaartje mogen zeggen wat ze het allerliefst zou willen en dat was nog steeds een katje. Ze had erbij gezegd dat ze er helemaal zelf voor zou zorgen. Haar moeder had getwijfeld maar toch toegegeven. Samen met Jos en Vivian had ze in het asiel een snoezig katje uitgekozen, grijs met een wit befje en blauwe ogen. Maar Klaartje heeft altijd pech.
Sep had bij een oom en tante gelogeerd toen haar moeder corona gekregen had. Vorige week was hij eindelijk weer thuis gekomen. Hij was ook meteen dol op Joepie geweest. Ze had het katje Joepie genoemd omdat ze zo blij was met hem. Maar al snel bleek dat Sep allergisch was, hij kreeg tranende ogen en begon te snotteren. Eerst dachten ze dat hij ook corona had dus hup weer allemaal in quarantaine en Sep werd getest. Maar het was dus een kattenallergie. Dus moest Joepie weg.
“Miauw” klinkt het opnieuw zielig uit de doos. Klaartje snuit nog eens haar neus, haalt diep adem en stapt weer op haar fiets. Gelukkig hoeft Joepie niet terug naar het asiel. Vivian woont met haar moeder buiten op een soort van boerderij. “Hoopjes ruimte hier” had Vivian gezegd en van haar moeder mocht het ook dus nu is ze op weg. Ze blijft meteen logeren want Vivian en haar moeder hebben allebei al corona gehad dus dat kon en dan kon ze meteen zien of Joepie wel kon wennen daar.
De boerderij is eigenlijk een verzameling gebouwtjes. Een oud huis met schuurtjes erachter en een stal. Achter het huis ligt een grote moestuin, weilanden en een stuk grond met een kleine stal waar wat geiten en kippen lopen. Daarachter staan fruitbomen in een veld met konijnenhokken.
Wanneer Klaartje het erf oprijdt en haar fiets tegen de muur van het huis plaatst komt er een jongen naar buiten lopen. “Jij bent bezoek. Bezoek voor Vivie. Jouw fiets moet daar.” Hij wijst naar een van de bijgebouwtjes. “Daar dommerd. Gewoon daar zetten. Niet moeilijk doen jij bezoek van Vivie” zegt hij bozig. Klaartje schrikt ervan en weet niet goed wat ze moet doen. Ze loopt naar het gebouwtje toe waar een oude stoffige auto in staat en een soort kar en een rolstoel onderste boven en fietsen. Ja, ze herkent de lichtblauwe fiets van Vivian. Ze zet haar fiets er netjes bij, haalt de doos van de bagagedrager en de tassen van het stuur. “Stomkop bezoek Vivie” hoort ze de jongen mopperen, “Fietsen in de schuur. Altijd. In de schuur. Weet je toch. Dommerd”
“Klaartje,” hoort ze dan Vivian roepen. “Je bent zelf een dommerd. Zo praat je niet tegen bezoek. Dat is Klaartje mijn vriendin” zegt ze tegen de jongen. en tegen Klaartje; “Ik had je moeten waarschuwen, dit is geen gewone boerderij maar een zorgboerderij. Dit is Geert die komt hier drie dagen per week”
“Ja” bromt hij, “en dan twee dagen en dan een dag en dan huppakee wegwezen.” Vivian lacht. “Klopt” zegt ze “het is hier voor kinderen jij bent te oud” “Ouder dan jij!” Geert schreeuwt ineens, “Is niet eerlijk. Jij blijft wèl.” Vivian zucht. Dan pakt ze de tassen van Klaartje. “Kom we gaan naar binnen”
Ze stappen het huis in en komen direct terecht in een grote woonkeuken waar een enorme tafel in het midden staat. De moeder van Vivian staat deeg te kneden aan het aanrecht en lacht haar vriendelijk toe. “Hoi” zegt ze, “je hebt al kennisgemaakt met Geert hoorde ik.” Ze lacht, “hij bedoelt het niet verkeerd maar hij wil eigenlijk dat alles precies zo gaat als hij dat wil. Ik heb daar al wat klaar gezet voor de kat” ze knikt naar het fornuis. Voor het fornuis staat een mandje met lappen erin en een bakje met voer en een plastic schaaltje met water. Naast het fornuis zit een meisje met hele dikke brillenglazen in een grote fauteuil een barbiepop aan te kleden. Haar ogen staan scheef en haar tong steekt zover uit haar mond dat ze het puntje van haar neus makkelijk aan zou kunnen raken. Aan de tafel zit een klein jongetje een autootje heen er weer te rijden. “Dat is Jantien” wijst ze met haar ellenboog “en dat is Henze en ik ben Gusta. Frederik is nog even achter bezig, dat is mijn vriend. En dit zootje ongeregeld wordt zo dadelijk opgehaald.”
“Nou laat eens zien je katje” zegt ze dan.
Klaartje doet de doos open en pakt Joepie eruit. “Aaah, wat een quity” Joepie piept en Klaartje zet hem in het mandje. Joepie duikt in elkaar en als Vivian dichterbij komt schiet hij onder de fauteuil van Jantien die meteen onderste boven gaat hangen om te kijken.
Er wordt op de deur geklopt en meteen komt er een dikke mevrouw binnen. “Ha, lieverd” zegt ze tegen Geert en tegen de moeder van Vivian: “Allemaal goed gegaan?” Voor deze antwoord kan geven komt een grote man binnen. “Hola” bromt ie want Henze is direct van zijn stoel gesprongen en hangt nu om zijn been. “Mijn mamma na het eten” zegt Jantien “Nog niet. Na het eten” Geert loopt naar buiten. “Ho” zegt zijn moeder “Goedendag zeggen!” Geert draait zich om. “Goedendag” zegt hij en loopt naar buiten. Zijn moeder haalt haar schouders op en loopt ook naar buiten. En dan. Nee he. Joepie schiet ineens ook naar buiten. Klaartje rent direct achter hem aan. “Nieuwe kat?” hoort ze de vader van Henze zeggen. Dit is niet goed. Het is hier nog drukker dan bij haar thuis.
“Joepie” roept Klaartje angstig “Joepie!”