Tommie, Gijs en Wout hebben al een tijdje een challenge-groepje. Het werkt zo: ze moeten een challenge uitvoeren. Gelukt? Dan mag je een nieuwe challenge bedenken. Als je verliest moest je een extra challenge doen of een euro in de ‘challenge-pot’ doen. Het was in de lockdown begonnen. Toen hadden ze een keer de hele tijd tegen elkaar gezegd: “Wedden dat je…” en dan kwam er iets. Bij voorbeeld. “Wedden dat je niet over die sloot kunt springen?” En dan sprongen ze alle drie over een slootje. Of: “Wedden dat je niet in je onderbroek de straat uit durft te lopen?” Dat had Gijs verloren maar ja het was bij hem in de straat. Logisch dat je dan niet voor schut wil lopen voor je eigen buren.
Toen ze zich een keer stierlijk verveelden hadden ze bij Tommie thuis eet-challenges gedaan. Ieder tien rauwe spruitjes eten. Wie de meeste marshmallows in zijn mond kon proppen. Een rauw ei eten of drinken eigenlijk. Toen was Tommie eigenlijk wel blij dat zijn moeder thuiskwam en er een eind aan had gemaakt want van dat ei was hij best misselijk geworden. Zijn moeder was kwaad geworden. Er waren blijkbaar op internet allerlei gevaarlijke challenges waar kinderen van dood gegaan waren. Ja, wisten zij veel. Ze deden toch niks gevaarlijks. Dat zouden ze echt niet doen. Ze zijn toch niet achterlijk. Ze waren heus niet zo stom om allerlei domme acties op internet te gaan nadoen. Ze hadden moeten beloven dat ze niets gevaarlijks zouden doen. Dus toen hadden ze afgesproken dat een challenge niet door zou gaan als een van de drie het te gevaarlijk zou vinden. “En als het schadelijk of vervelend is voor iemand anders” had de moeder van Tommie eraan toegevoegd. Ze hadden hun schouders opgehaald.
Na de lockdown, toen de school weer gedeeltelijk openging, ging het door. Ze zaten gelukkig alle drie bij elkaar, in dezelfde helft van de klas. De klas was in tweeën gesplitst vanwege de corona. Dus ze moesten op dezelfde tijden naar school en hadden op dezelfde tijden online les. De eerste week hadden ze nog geen challenges gedaan maar de tweede week begon het alweer. Zo hadden ze een keer een hele dag hun kleren binnenste buiten aangehad. Een dag niet praten hadden ze alle drie niet volgehouden. Tommie was al na tien minuten op school af geweest. Toen ging de lol er langzaam een beetje af. Ze kwamen een keer alle drie met hun haar in een soort van hanenkam met roze glittertjes erin op school en er had nauwelijks meer iemand gereageerd. Ja, dan is het ook niet meer spannend.
Toen op een dag kreeg Gijs een spiksplinternieuw idee. Ze hadden gym gehad en Gijs had de gymleraar geholpen met spullen naar binnen brengen. Ze kregen zoveel mogelijk buiten les nu met de corona. Ze kwamen ook niet in de kleedruimtes dat mocht allemaal niet. Tijdens het sjouwen bedacht hij opeens iets. ‘Pleintje voor school nu verzamelen’ appt hij naar Tommie en Wout.
“Wat we doen is simpel” legt Gijs uit, “donderdagmiddag hebben wij het laatste uur gym. De challenge is: We verstoppen ons in het berghok en we blijven de hele nacht op school.”
Tommie en Wout kijken elkaar aan. Wout durft niet, echt niet maar hij ziet Tommie lachen. “Geniaal!” roept Tommie. “Ja” zegt Wout dan ook maar. “Hoe… Wat… Maar…” reageert hij dan verward.
“Simpel! Beste challenge ever! We schrijven geschiedenis! Geniaal!” juicht Tommie en springt op de picknick-tafel waar ze zitten. “Man, man, man. Dan hebben we de hele nacht de tijd om te doen wat we maar willen” zegt hij, “we gaan overal kijken. Ook in de docentenkamer. In de kamer van de directeur.” Wout is nog niet overtuigd dat dit zo’n goed idee is. “Er zijn toch camera’s” zegt hij.
“Buiten. Niet binnen” weet Gijs. “We doen het zo: Tommie zegt dat hij bij mij logeert, Ik zeg dat ik bij jou logeer en jij zegt dat je bij Tommie blijft slapen.”
“Geniaal” Tommie danst op en neer op de tafel en bokst in de lucht, “Chill. Gast je hebt het helemaal uitgedacht. Beste challenge ever” Hij springt van de tafel en ploft naast Wout. “Geniaal toch? We nemen eten en drinken mee en een slaapzak. We kunnen slapen in de gymzaal op die matten.” Tommie ziet het helemaal voor zich. Hij springt op en sprint een rondje rond de tafel. “Yo man. Tof!” schreeuwt hij.
“En ’s morgens sluipen we gewoon stiekem de gang op.” Gijs steekt zijn hand uit. “We gaan ervoor” zegt hij. Tommie legt zijn hand op die van Gijs. “Ik doe mee. Zeker weten.”
Wout twijfelt maar legt dan ook zijn hand op die van Gijs en Tommie. “Sodeju” zegt hij, “Nondeknetter”