Gijs en Soufiane zitten met hun neus bijna tegen het scherm van hun laptop aan. Daarnet moesten ze online nablijven van meneer Bastiaansen van Engels. Ze zijn verschrikkelijk geschrokken want meneer Bastiaansen viel zomaar van zijn stoel. Soufiane had 112 gebeld en Gijs had naar school gebeld want Bastiaansen geeft zijn les niet vanuit zijn huis maar vanuit school.
Wiep, de conciërge, was erg geschrokken van het telefoontje van Gijs en meteen naar boven gerend. Onderweg was ze langs het kantoortje van mevrouw van Son gekomen en had geroepen dat die ook mee moest komen. In het lokaal zagen ze inderdaad meneer Bastiaansen op de grond liggen. Toen Wiep er naar toe liep probeerde hij net weer overeind te komen.
“Nee, blijven liggen” zegt Wiep ze trekt haar vest uit en legt dat onder zijn hoofd. Mevrouw van Son is aan de telefoon maar hangt al snel op. “112 is al gebeld” zegt ze.
“Huh. Hoe kan dat?” vraagt Wiep, mevrouw van Son haalt haar schouders op en bukt naar Bastiaansen.
“112?” bromt deze, “Niks ervan” en hij wil weer overeind komen.
“William” zegt mevrouw van Son dringend, “je moet echt even blijven liggen. Je bent flauw gevallen. We moeten eerst weten wat er gebeurd is.”
“Niks” moppert Bastiaansen “er is niks aan de hand.” Hij gaat recht zitten. “Vertel me liever wat er gebeurd is.”
“Hallo!” horen ze dan het geluid van de laptop. Mevrouw van Son draait de laptop naar zich toe en schrikt. Intussen heeft bijna iedereen weer ingelogd ook ziet ze dat veel ouders ook meekijken.
“Gijs heeft mij gebeld” zegt Wiep, “die heeft het zien gebeuren.”
“Ja” zegt Gijs, “Hij zakte eerst in elkaar en toen viel hij van zijn stoel.” “Hij was heel rood eerst want hij was kwaad. Toen werd hij wit en viel ie” vult Soufiane aan. Iedereen begint te reageren dus zet mevrouw van Son alle microfoons op mute.
“Luister” zegt ze, “we weten nog niet precies wat er aan de hand is. 112 is gebeld en die komen er zo aan.” Ze draait zich om, “Die komen nu hier binnen. Meneer Bastiaansen is flauw gevallen dat is het enige wat we weten. Ik zet nu de camera en de microfoon uit. Blijf even hangen dan horen jullie het zo als er nieuws is.”
“Ik ga niet mee! Ik ben kerngezond. Overdreven gedoe. Laat me met rust.” Bastiaansen komt moeizaam overeind en weigert de helpende hand van de ambulancebroeder.
“Het is echt beter wanneer u even meegaat. Dan wordt er bloed geprikt en een hartfilmpje gemaakt” zegt de broeder. “Niks ervan” antwoordt Bastiaansen. “Ik voel me prima”.
Mevrouw van Son doet een stap naar hem toe. “Nou moet jij eens even heel goed naar me luisteren William Bastiaansen! Je valt zo tijdens een les van je stoel. Ik wil niet vervelend doen maar die kinderen zijn zich ròt geschrokken. Ìk ben me rot geschrokken. Jij gaat nu mee naar het ziekenhuis om je na te laten kijken.”
Bastiaansen sputtert tegen en duwt de brancard die de broeders hebben meegebracht opzij. “Ik loop gewoon” zegt hij. “Ik rij achter je aan dan kan ik je straks weer thuis of op school afzetten” zegt mevrouw van Son. Ze lopen het lokaal al bijna uit als Wiep haar terugroept. Ze wijst naar de laptop. “De kinderen wachten nog.” Mevrouw van Son draait zich om “O ja.” Ze pakt Bastiaansen bij zijn arm. “Laat je gezicht even zien. Dan zijn ze gerustgesteld.”
“Ja. Nou. Alive and kicking” bromt Bastiaansen. “Er is niks aan de hand. I’m perfectly fine” Mevrouw van Son stoot hem aan. “Bedank ze nou” fluistert ze.
“Ja, bedankt. Dankzij jullie moet ik nu naar het ziekenhuis” zegt hij dan. Mevrouw van Son zucht enbuigt zich ook naar de camera. “Meneer Bastiaansen is weer in orde jongens. Hij moet alleen zich even laten nakijken. We willen zeker weten dat hij weer helemaal oké is.”
Op het scherm steken verschillende kinderen het ‘handje’ op en in de chat komen zoveel vragen voorbij dat niemand het meer kan bijhouden. Mevrouw van Son vraagt aan de ambulancebroeder of hij misschien nog iets kan uitleggen.
De broeder doet zijn mondkapje af. “Komt allemaal goed, mensen” zegt hij, “jullie meneer moet gewoon even mee om nagekeken te worden. Niks bijzonders. Misschien is hij te snel opgestaan, misschien heeft hij vanmorgen niet ontbeten. Kan allemaal. Maar we willen het zeker weten vooral ook…” hij lacht geheimzinnig en buigt zich dichter naar de camera van de laptop. Hij houdt zijn vinger voor zijn mond. “Ik heb niks gezegd” fluistert hij dan, “maar hij is ook niet een van de dunsten!” De broeder lacht “Die kinderen die de school hebben gebeld en die 112 hebben gebeld: Vèt goed gedaan! Jullie zijn helden!” De broeder zwaait, pakt Bastiaansen bij zijn arm en neemt hem mee.
“Ik denk dat het wel goed zit” bemoeit Wiep zich er ook nog even mee, “hij moppert weer voor tien!” En inderdaad horen ze Bastiaansen brommen terwijl hij mee de klas uitloopt. “Je weet: meneer Bastiaansen is nou eenmaal een mopperkont.”
“Dat heb ik niet gehoord” zegt mevrouw van Son. “We sluiten nu de ‘vergadering’ zodra we meer weten krijgen jullie èn jullie ouders bericht.”
Gijs appt Soufiane: “Held” hij krijgt een big smile terug. “We krijgen een lintje” appt Soufiane dan. “Een mopperkont-lintje”.