Odd socks day wordt gevierd op 12 november. De dag is in het leven geroepen om te vieren dat we allemaal uniek zijn. Door op die dag twee verschillende of hele rare sokken te dragen laat je zien dat het oké is om anders te zijn en dat je tegen buitensluiten, pesten en discriminatie bent.
Je kunt op school iedereen stimuleren om twee verschillende sokken te dragen zo weer even aandacht te hebben voor het recht dat iedereen heeft om anders te zijn. Mooi moment om in de klas stil te staan bij sociale, culturele en persoonlijke diversiteit.
Je kunt ook aan de slag met een werkvorm die juist gaat over uniek-zijn en het bewust worden van ieders uniciteit. Wat is identiteit, wat is imago en wat zijn daar de verschillen tussen. Zien anderen jou zoals je jezelf ziet? Met deze werkvorm ga je rondom deze vragen aan de slag met behulp van de ‘Identiteitscirkel’ (Abram, 2008)
Laat leerlingen/studenten de gemaakte identiteitscirkel inleveren: het vormt wellicht een mooi ingang voor een begeleidings- of mentorgesprek.
Doel
Op een positieve manier ieders uniek-zijn bekijken
Accepteren van verschillen in de groep
Stilstaan bij de begrippen identiteit en imago
Zelfvertrouwen over eigen ideeën te vergroten
Luisteren naar ideeën van een ander
Dingen te bekijken vanuit een ander perspectief
Reflecteren op eigen proces
Bevorderen positief groepsgevoel
Voor wie
Bovenbouw PO
VO
Mbo
Werkwijze
Print voor alle leerlingen/studenten het werkblad uit KLIK HIER
Geef een korte uitleg over wat identiteit is en wat imago is en deel de werkbladen uit
Iedereen vult de vragen in en maakt vervolgend de identiteitscirkel
Verdeel de klas in kleine groepjes van drie of vier personen
De groepjes leggen aan elkaar uit hoe hun identiteitcirkel eruit ziet
Bespreek de opbrengsten klassikaal na
Verder lezen
Abram Ido (2008) Artikel “Het Arenamodel ” KLIK HIER Stevens Jan : Artikel “Ben jij Uniek?” KLIK HIER Biesta Gert: Longread KLIK HIER
Werken aan pestpreventie?
Met het stellingen-pakket ‘GroepsGedoe’ leren leerlingen/studenten elkaar beter kennen en leren ze vooral hoe ze zelf invoed kunnen hebben op de dynamiek in de groep.
Werkvormen om aan de sociale veiligheid in groepen werken:
Het blijft belangrijk om te investeren in groepsbindende activiteiten: kennismakingsspellen, werkvormen die een positieve sfeer in de groep bestendigen. Een mooie manier daarvoor is werken met ‘complimentenmemory’. De kaarten met positieve eigenschappen en vaardigheden kunnen gekoppeld worden aan de verschillende groepsrollen. Leerlingen/studenten kunnen dan eerst een aantal kaartjes uit het spel kiezen waarvan ze denken dat het bij hen past en daarna kijken in hoeverre dat strookt met de groepsrol die ze zichzelf hebben toebedeeld. Ook hierover kun je als mentor later in gesprek.
Sociale veiligheid op school? Volg met je team een workshop
Een leuke en effectieve manier om leerstof te leren. Het werkt omdat actief omgaan met de lesstof (vanuit de lerende gezien) én (vanuit de docent gezien) uitlokt tot actieve verwerking. Het passieve leren – een gevulde emmer met kennis over iemand uitstorten – werkt niet effectief en beklijft niet.
Het ‘Slakken spel’ zet aan het denken over de te leren lesstof voor degene die tijdens het spel aan de beurt is maar ook juist de rest van de spelers.
Ter voorbereiding op een toets of om met elkaar in gesprek gaan rondom een casus.
Doel
Internaliseren van theoretische concepten
Controleren of een gegeven antwoord correct is
Samenwerkingsvaardigheden vergroten
Voor wie
Bovenbouw PO
VO
Mbo
Werkwijze
Maak toetsvragen over de lesstof die leerlingen/studenten moeten kennen. Dit zouden (gedeeltelijk) de vragen kunnen zijn die ook in de toets zitten
Toets-vragen op kaartjes zetten en uitprinten
Óf verdeel de klas in groepjes van drie a vier personen. Ieder groepje gaat nu vragen maken over de te leren lesstof. Deze vragen worden aan een ander groepje gegeven
Instructie aan de groepjes bij het vragen maken:
Maak de vragen zo dat het antwoord terug te vinden is in de aantekeningen of in het lesboek
Zorg voor afwisselende vragen: meerkeuze-vragen, welke samenvatting is correct, open vragen en gesloten vragen
rest van de groep kijkt na of het antwoord goed is
Antwoord is goed: je slak gaat stapje vooruit
Bij een fout antwoord: de slak blijft staan
Wie het eerst aan de andere kant is heeft gewonnen
Wanneer de kaartjes nog niet op zijn speel je nog een ronde
Wanneer je met casussen werkt is goed of fout vaak minder duidelijk. Het spel is dan meer een manier om over praktijksituaties in gesprek te gaan.
Verder lezen:
Open Universiteit: ‘Concrete voorbeelden van effectieve studiestrategieën’ KLIK HIER
Tumult; ‘Onderzoek toont aan: onthouden gaat beter als je het aan een ander moet uitleggen’ KLIK HIER
Met dank aan Vanessa van der Kleij
Extra werkvorm om het groepsgevoel te versterken:
Het blijft belangrijk om te investeren in groepsbindende activiteiten: kennismakingsspellen, werkvormen die een positieve sfeer in de groep bestendigen. Een mooie manier daarvoor is werken met ‘complimentenmemory’. De kaarten met positieve eigenschappen en vaardigheden kunnen gekoppeld worden aan de verschillende groepsrollen. Leerlingen/studenten kunnen dan eerst een aantal kaartjes uit het spel kiezen waarvan ze denken dat het bij hen past en daarna kijken in hoeverre dat strookt met de groepsrol die ze zichzelf hebben toebedeeld. Ook hierover kun je als mentor later in gesprek.
Gedoe in groepen vóór zijn ?
Om gedoe in groepen vóór te zijn. Om te voorkomen dat pestgedrag ontstaat kun je met behulp van GroepsGedoe 2.0 het gesprek aangaan op een laagdrempelige manier. Het spel bevat een handleiding met meerdere actieve en activerende werkvormen.
Grip op de groep krijgen? Volg met je team een workshop
Door het hele jaar heen is het goed om een kennismakingsspel te doen. Na de lange zomervakantie is het van belang om de dynamiek in een groep positief te beïnvloeden. Om leerlingen/studenten op één lijn te krijgen, om de sfeer positief te beïnvloeden. Om de onderlinge band te versterken en een gevoel van saamhorigheid te creëren zijn dit soort activiteiten nuttig en nodig. Maar ook aan het eind van het schooljaar wil het nog wel eens ‘rommelen’ in de groep. Verbeter de sfeer met een eenvoudig bordspel waarbij leerlingen/studenten op niet alledaagse vragen antwoord geven en zo elkaar nog beter leren kennen.
Print de kaartjes én de extra kaartjes uit: KLIK HIER
Er is ook een dobbelsteen nodig. Eventueel kan ook een digitale dobbelsteen gebruikt. worden via het smartboard.
Verdeel de klas in vier of vijf groepen, ieder groepje is één speler.
Leg het spel op een tafel en draai het stapeltje kaarten ondersteboven.
Laat de leerlingen/studenten in groepjes erom heen plaatsnemen.
Ieder groepje kiest uit de spullen die ze bij zich hebben iets kleins uit dat als ‘pion’ kan dienen
Zet de pionnen in het vakje start.
Om de beurt gooit iemand in het groepje de dobbelsteen. Ze verplaatsen de pion naar een vakje en kiezen een kaartje. Ze lezen de vraag en bespreken kort in hun groepje welk antwoord ze willen geven.
Komen ze op 3+ dan moeten ze 3 plaatsen vooruit, komen ze op 4- dan moeten ze 4 plaatsen achteruit. Komen ze op ‘Naar start’ moeten ze weer vooraan beginnen.
Het eerste groepje dat bij de finish komt wint.
Variatie
Verdeel de klas in groepjes en geef ieder groepje een uitgeprint spel
Bespreek daarna klassikaal de leukste of opvallendste antwoorden.
Literatuur en verder lezen over spel en bordspelen:
Werkvormen om aan de sociale veiligheid in groepen werken:
GroepsGedoe 2.0
Met GroepsGedoe 2.0zet je jongeren aan het denken. Jongeren krijgen meer zicht op de impact die ieders doen en laten heeft op de groep en hoe dat soms schadelijk kan zijn. Door het werken met dit spel worden jongeren bewust gemaakt van wat ze samen kunnen doen om voor een veilig sociaal klimaat in de groep te zorgen. Het is geschikt voor gebruik in de klas maar ook buiten het onderwijs in te zetten. Meer info: KLIK HIER.
Na de zomervakantie en na de kerstvakantie kennen we allemaal de periode waarin groepen onrustig zijn en de dynamiek in de groep in beweging komt. Leerlingen hebben elkaar een tijdje niet gezien en er moet weer even bepaald worden hoe de verhoudingen liggen. Nu, na de lockdown en de lange periode waarin op de meeste scholen met halve klassen gewerkt werd, kan er opnieuw reuring ontstaan in de klas. Het is belangrijk en nodig om aandacht te hebben voor het groepsproces wanneer de hele groep weer bij elkaar komt en het ‘nieuwe normaal’ begint.
Wat een vreemd jaar
We hebben met zijn allen een heel vreemd jaar achter de rug. Een jaar waarin we digitaal gezien grote stappen gezet hebben. Docenten én leerlingen hebben veel geleerd. Een aantal leerlingen floreerden tijdens de lockdown. “Mevrouw, ik vind het fijn: ik kan lekker doorwerken en heb niet al dat gedoe van de klas.”
Een aantal leerlingen waren erg verbaasd dat ze school zo misten “Ik had nooit gedacht dat ik blij zou zijn om weer naar school te mogen gaan.” Hoewel hier en daar wel een kanttekening gemaakt werd: “Ik mis school zelf niet maar mijn klasgenoten wel.”
Ook waren er leerlingen die het moeilijk vonden om zich op online lessen te concentreren. Over de lessen die de helft van de klas online moest volgen terwijl de andere helft fysiek op school was zei een leerling treffend: “Het is net of de tv aanstaat op een zender die je niet goed kan horen, die stoort en die je niks boeit.” Of: “Het is zo saai mevrouw. Je gaat uit bed naar je laptop en dan is het les, les, les. En dan ga ik eten en dan weer terug naar de laptop voor huiswerk. ’s Avonds is het lockdown. Het is zo saai!” En dan hebben leerlingen soms nog broertjes of zusjes en ouders die ook thuis werken en niet op hun gezelligst zijn. En hebben ze hun telefoon voor het grijpen die voor afleiding zorgt of een playstation of een tablet standby met net dat level dat ze zouden willen halen. En dan zijn er nog de leerlingen die die uit beeld raakten. Leerlingen met achterstanden omdat ze niet meededen met de online lessen, niet in de noodopvang geplaatst wilden worden of met een weinig ondersteunende thuissituatie. Bovendien zijn er veel leerlingen die de effecten van corona hebben meegemaakt. Die zelf ziek waren, in quarantaine moesten. Die mensen in hun omgeving aan de ziekte zijn verloren of die mensen in hun directe omgeving erg ziek hebben zien worden. Een moeilijke, angstige tijd.
En we mogen weer
Vanaf 7 juni gaan de scholen weer helemaal open. Leerlingen mogen weer met de hele klas in één lokaal. De schoolcatering gaat weer open. Leerlingen hoeven geen anderhalve meter afstand te houden van elkaar. De mondkapjes bij rondlopen in de school blijven voorlopig nog en de anderhalve-meter-afstand-regel geldt nog wel voor docenten. Niet alle ouders zijn blij met de heropening. Ze zijn bang dat hun kind alsnog ziek wordt. Veel leerlingen vinden het prima zo. Ook veel leraren hadden liever tot aan de zomervakantie met halve klassen willen werken. “Zoveel risico nemen terwijl het nog maar zo’n korte periode is.” hoor ik om me heen. En: “Geef eerst leraren voorrang bij vaccineren.” En: “Die achterstanden krijgen we toch niet opgelost in een paar weken.” En: “We krijgen alleen maar gedoe in die klassen.” Leraren hebben hier wel een punt. In de groepsdynamiek gaat energie zitten, de klas moet zich weer ‘zetten’. Er is gewerkt met halve klassen en soms is er met ‘maatjes’ gewerkt. de groepjes binnen de groep zijn veranderd. Er zijn bv nieuwe vriendschappen ontstaan en vriendschappen verbroken of verschuivingen in wie populair is.
Het groepsproces is wel doorgegaan tijdens de lockdown maar anders en vaak online, via sociale media en ook niet altijd erg positief. Tegelijkertijd zijn er ook veel leraren die niet kunnen wachten om weer in hun ‘normale’ ritme te komen en op een ‘normale’ manier les te gaan geven. “Ik kijk er zo naar uit, ik ben die online lessen zo beu” of “Ik mis mijn eigen klas, er gaat niets boven direct fysiek contact met leerlingen.”
Laatste stukje schooljaar
Ook in ‘normale’ tijden, de tijden vóór corona is het laatste stukje schooljaar juist een periode waarin er aandacht nodig is voor ‘gedoe’ in de groep. Zelfs in positieve, gezellige groepen ligt in de laatste periode van het schooljaar normvervaging op de loer (Overveld, 2014). Het is toch haast vakantie en de groep zal uit elkaar vallen. Doelen zijn al gehaald of toch niet meer te halen. Leerlingen die al zeker denken te weten dat ze toch niet overgaan of zelfs naar een andere school moeten hebben de neiging er helemaal maar de brui aan te geven. Dan kan er zomaar een negatieve spiraal ontstaan met effect op de hele groep. Dit jaar wordt dat nog versterkt doordat er veel te doen is over de wel of niet vermeende leerachterstanden die leerlingen zouden hebben. Zeker leerlingen die het moeilijk vonden hun werk in orde te hebben in de online lessen kunnen zich zorgen maken en de moed opgeven.
Onbewust zal de groep hierop geneigd zijn mee te gaan in de negativiteit: het is immers gemakkelijker om afscheid te nemen van een groep wanneer die groep toch al niet meer zo leuk was. Dat alles kan ervoor zorgen dat de sfeer verslechtert, dat er conflicten ontstaan en onrust. Een vervelende sfeer waarop je als leerkracht echter wel invloed op kunt uitoefenen. Je hebt het voordeel dat je de leerlingen in tegenstelling tot het begin van het jaar, al heel goed kent en weet wat je kunt verwachten. Dat geldt trouwens ook voor leerlingen.
Groepsgevoel versterken
Groepsleden ontwikkelen een structuur en een cultuur die de groep kenmerkt. Groepen hebben de neiging stabiel te blijven, daardoor voelen de groepsleden zich veilig. Er zit daardoor een bepaalde mate van voorspelbaarheid in groepen. Vaste gewoonten, rituelen versterken het groepsgevoel. Mensen willen erbij horen en willen deel uitmaken van een groter geheel. Door als leerkracht voorspelbaar te zijn versterk je de veiligheid. Dat kan zitten in vaste gewoonten en routines in de lessen die je geeft maar ook in hoe je reageert op situaties. Het laatste stukje schooljaar kan ook een heel mooie periode worden. Veruit de meeste leerlingen hebben nu ervaren hoe niet naar school kunnen gaan grote nadelen heeft en kijken er naar uit weer lekker met z’n allen te zijn. Dat geldt ook voor de meeste leraren. Bouw voorspelbaarheid in, zorg ervoor dat de afspraken die je lang geleden met de klas gemaakt hebt over hoe je met elkaar omgaat weer in beeld komen. Laat merken hoe blij je bent met deze groep. Geef de groep een positieve boost door vooral te kijken naar wat goed gaat. Heb vertrouwen in de groep en de veerkracht van leerlingen.
In gesprek
Ga regelmatig met de groep in gesprek. Dat hoeven geen lange sessies te zijn. Leerlingen zullen met onzekerheden kampen, hoe zal het verder gaan. Komt er een vierde golf. Is het waar wat ‘ze’ zeggen? Er zijn leerlingen die zijn gaan denken in complottheorieën of harde polariserende standpunten zijn gaan innemen. Denken in tegenstellingen heeft een negatief effect op het groepsgevoel. Door op een open manier in gesprek te gaan kun je leerlingen leren dat er meer dan één manier van kijken is. Dat er meer perspectieven zijn en dat het de moeite waard is om naar elkaar te luisteren en respect te hebben voor een mening die niet de jouwe is. Ook de focus op leerachterstanden zorgt voor onzekerheid. Verleg die focus door op een positieve manier terug te kijken op het jaar. Wat is er ondanks alles bereikt, wat was verrassend, wat was bijzonder, wat waren hoogtepunten, waar is de groep het meest trots op. Leg in die evaluatie het accent op de successen en alles wat goed is gegaan. Hieruit kunnen leerlingen vertrouwen putten dat het allemaal wel goed zal komen. Ook al kun je als begeleider van de groep veel vragen niet beantwoorden: het helpt om erover te praten. Het is al fijn dat leerlingen merken dat ze niet de enigen zijn met vragen en onzekerheden.
Tot slot
Niet alleen leerlingen maar vooral ook leraren hebben een uitputtend jaar achter de rug. De werkdruk in het onderwijs is altijd al hoog maar dit afgelopen jaar spant wel de kroon. En er moet nog zoveel gebeuren. Het is een hele opgave om ook deze laatste periode aandacht te houden voor ieder kind. Iedereen wil gehoord en gezien worden. Zorg ook goed voor jezelf als leerkracht. Zoek steun bij collega’s, zorg voor voldoende ontspanning en leg de lat voor jezelf niet te hoog.
Bronnen
Alblas, G. V. (2018). Inleiding groepsdynamica. Groningen: Noordhoff .
Bannink, F. (2009). Oplossingsgerichte vragen (Rev ed.). Amsterdam: Pearson Assesment.
Overveld, K. v. (2014). Groepsplan gedrag. Huizen: Pica.
Regouin, W. S. (2007). Supervisie in opleiding en beroep. Houten: Uitgever: Bohn Stafleu van Loghum.
Over de auteur
Lucy Reijnen werkt als docent op een kleine VMBO-G/T school in Tilburg. Ze studeerde Omgangskunde, volgde daarna de Master SEN- opleiding en heeft de Masteropleiding Pedagogiek afgerond. De afgelopen jaren heeft zij zich verdiept en gespecialiseerd in sociale veiligheid en positieve groepsvorming. Ze schrijft hierover en geeft workshops en gastlessen. Daarnaast ontwikkelt ze spel- en werkvormen. Via www.kieresoe.nl deelt ze kennis en publicaties.
Er komt extra geld voor het onderwijs. Maar liefst 8,5 miljard euro. Hoe scholen dit gaan inzetten is nog niet bekend. Moeten we tijdens de meivakantie leerlingen laten doorwerken om eventuele leerachterstanden in te halen? De zomervakantie inkorten? Naschoolse bijlessen (laten) verzorgen? Uiteenlopende ideeën en meteen alvast protesten tegen voorstellen komen voorbij op sociale media. Ook ik ben benieuwd hoe scholen en natuurlijk vooral mijn school deze gelden gaat inzetten. Ik was vooral erg benieuwd naar de mening van mijn leerlingen. Wat vinden onze brugklassers hiervan? Hoe moet extra geld besteed worden? Wat zouden zij prettig vinden.
In de online les van deze week besprak ik met de leerlingen uit de brugklas wat ik in het nieuws gezien en gelezen had. Ik vertelde ze dat deskundigen, leraren en directeuren aan het bedenken zijn hoe ze het geld zouden moeten besteden. Ik heb ze vervolgens een aantal stellingen voorgelegd. Leerlingen konden reageren door een groen voorwerp (eens met de stelling) of een rood voorwerp (oneens met de stelling) voor de camera te houden.
Bij sommige stellingen waren de meeste leerlingen het met elkaar eens. Geen kleinere klassen want:
“Onze klas is gezellig dan ga je toch niemand wegsturen” “In een kleine klas zitten veel minder kinderen dus kun je minder vrienden maken” “Wat als je een klein klasje hebt en er zitten alleen stomme kinderen in” “Nee, onze klas is goed, ik kan niemand missen”
De meeste leerlingen willen ook meer creatieve vakken. Ze willen leren hoe je betere Tik-Tok filmpjes kunnen maken. Ze willen leren hoe je een cabaretier kunt worden, willen dansles, naailes, koken, striptekenen, foto’s leren bewerken en toneelspelen. Sommige leerlingen geven aan dat ze wel zelf moeten kunnen kiezen. Dat je niet op dansles gezet wordt terwijl je wil leren hoe je een filmpje goed kunt monteren. Meer personeel vinden de meeste leerlingen niet nodig.
“Het stikt hier al van de leraren meer is echt niet nodig” “Ja, dan gaan ze je nog meer in de gaten houden” “Nee niet nòg meer personeel er zijn wel belangrijkere dingen om met het geld te doen”
Het is een beetje tegenstrijdig want het overgrote deel van de leerlingen wil wèl meer hulp in de klas.
“Maar dan alleen soms, wanneer het nodig is voor sommige kinderen“ “Gewoon een extra iemand die je iets kunt vragen als je even het niet snapt, dat is fijn” “Soms zit je lang wachten en dan is het maar een heel klein dingetje waar je nèt niet aan gedacht hebt”
We willen dat het weer gewoon is
Over sommige stellingen ontstaat heftige discussie. Over het ‘opleuken’ van de pauzeplaats buiten zijn de meningen verdeeld. Iedereen vindt dat het leuker kan maar de een wil leuke zitjes en picknick-tafels , de ander wil kleine voetbalgoaltjes en een pingpong-tafel en weer anderen willen gras om op te liggen en een tuin waar dan ook fruit in groeit en bloemen.
Ook over het salaris van leraren zijn de meningen verdeeld. Het merendeel vindt dat leraren al genoeg verdienen. Sommige leerlingen zien wel dat leraren nu harder moeten werken en vinden dat ze wel extra geld voor moeten krijgen.
Een enkeling vindt dat het geld besteed moet worden aan les voor de leraren want sommigen kunnen nog steeds niet met “Teams” omgaan.
Veel leerlingen willen op kamp met de klas want ze hebben het kamp groep 8 ook al gemist. Of een knalfeest met de hele school als corona voorbij is. Of ze willen meer schoolreisjes: naar de Efteling of naar het buitenland. In de gesprekken valt op dat de meeste leerlingen vooral het onderlinge contact missen. Ze willen elkaar gewoon weer zien. Ze willen van hun slaapkamer af, het huis uit.
“Zelfs irritante lessen zijn leuker dan online les krijgen” “Ik had niet gedacht dat ik school zou missen want ik heb een hekel aan school maar toch wil ik terug” “Ik wil naar school! Zelfs als ik dan weer saai les krijg!”
Soms komt er een vraag die me aangrijpt:
“Kun je leerachterstand hebben zonder dat je het zelf weet?” “Wat betekent ‘verloren generatie’?” “De scholen waren dicht maar wij hebben toch helemaal geen vrij gehad?”
Leerachterstand
De leerlingen geven bijna allemaal aan dat ze niet echt leerachterstand hebben maar vragen zich ook af hoe je dat nu kunt weten.
“Blijf je zitten als je leerachterstand hebt?” “Krijg je leerachterstand als je niet goed meedoet met de les of omdat je iets niet snapt?” “Krijg je extra vrij als je juist het heel goed doet online?”
De meeste leerlingen hebben niet echt zin in bijles en zijn ronduit tegen het inleveren van vakantie of naschoolse tijd om lessen te volgen. Wel vinden ze het goed wanneer er ‘hulp-lessen’ zijn voor leerlingen die dat nodig hebben. Ze geven aan dat dit dan wel op vrijwillige basis moet zijn. Een paar leerlingen zijn bang dat ze ‘gedwongen’ zullen worden tot bijles en dat ze dan weer allerlei leuke dingen missen. Dat andere leerlingen gezellig weer kunnen afspreken en dat zìj dan niet kunnen omdat ze extra les hebben. Een leerling merkt op dat wanneer iedereen leerachterstand heeft het weer allemaal mooi gelijk opgaat.
Opdracht
Leerlingen kregen de opdracht om goed onderbouwd, in 150 woorden te beschrijven waar het extra geld van de overheid voor gebruikt zou moeten worden.
De antwoorden van leerlingen zijn uiteenlopend. Leerlingen richten zich zowel op scholen in het algemeen als op wat er bij ons op school zou kunnen gebeuren. Veel leerlingen geven aan dat ze èn de aula (waar leerlingen allemaal tegelijk pauzeren) èn de buitenruimte te klein en te ongezellig vinden. Ze willen geld besteden aan gezellige zitjes waarin je rustig kunt lezen, gamen of chillen, ze willen meer zitplaatsen en met minder leerlingen tegelijk pauzeren. De buitenruimte (achter de school en rondom de school) willen ze groter maken en ze willen ook dat het hele buitenterrein benut moet worden en toegankelijk moet zijn voor leerlingen. Ze willen op het gras liggen/zitten. Ze willen dat de betonnen zitplaatsen met hout bedekt worden zodat het niet zo koud is. Ze willen dat de sportvelden open zijn in de pauze zodat je daar kunt rennen, een balletje trappen of simpelweg rond kunt lopen. Veel leerlingen willen dat de pauzetijden gesplitst worden zodat er vanzelf al meer ruimte komt.
Ook pleiten veel leerlingen voor een grotere catering waar veel meer mensen werken. Ze vinden dat ze te lang moeten wachten tijdens hun pauzes. Ook vinden ze de catering te duur. Liefst zouden ze gratis catering willen en meerdere leerlingen zouden ervoor zijn dat je daar een gezond gratis lunchpakket zou moeten krijgen met een broodje, drinken en fruit.
Er zijn ook antwoorden die me verrassen. Zo zegt een leerling dat ze het geld beter kunnen sturen naar scholen in arme landen. Een andere leerling vindt dat het geld helemaal niet naar scholen moet gaan maar dat het geld in extra corona-onderzoek gestoken moet worden. Weer een ander vindt dat we het geld aan oudere mensen moet geven. Dat ze met het geld in bejaardentehuizen opa’s en oma’s moeten leren hoe ze met een tablet moeten omgaan. Oude mensen zijn veel eenzamer dan jongeren en die vinden bijles wèl leuk.
Gezien en gehoord worden
De leerlingen hebben deze opdracht over het algemeen zeer serieus opgepakt. Sommige leerlingen hebben elkaar geappt om te kijken of hun ideeën bij de rest van de klas konden rekenen op bijval. Ook hebben sommigen dit thuis met hun ouders besproken. Hier en daar richt een leerling zich specifiek tot de minister president of tot de directeur van onze school. Ik hoor van meerdere leerlingen dat ze het leuk vinden om deze opdracht te maken omdat ze zo hun stem ook kunnen laten horen. Het geeft leerlingen een gevoel van erkenning, ze voelen zich gehoord en gezien. En juist dat gevoel is een van de dingen die in de lock-down periode zo gemist wordt.
Laten we dus niet alleen focussen op al dan niet vermeende leerachterstanden. Laten we leerlingen niet het gevoel geven een ‘verloren generatie’ te zijn. Laten we ze niet het gevoel geven dat ze achterlopen. Het overgrote deel van de leerlingen heeft zich flexibel getoond en leerlingen hebben zich ondanks alles aangepast aan wat van ze gevraagd werd. Het gevoel gezien en gehoord worden is voor iedereen belangrijk maar zeker voor kinderen en jongeren en zeker in deze tijd. En mooie eerste, voor iedere school bereikbare, stap is leerlingen laten meedenken over de besteding van extra gelden. Vraag dus de leerlingen nadrukkelijk om advies en neem hun bevindingen mee in de besluitvorming.
Lucy Reijnen(MEd en M SEN) geeft les aan de brugklas op 2collegeJozefmavo in Tilburg en maakt deel uit van het Leerlab ‘sociale veiligheid’ van Curio, een vmbo-mbo organisatie in West-Brabant. Daarnaast ontwikkelt ze vanuit kennisplatform ‘Kieresoe’ lesmaterialen en publicaties op gebied van positieve groepsvorming.
Het jaar 2020 zal onthouden worden als het jaar waarin het corona-virus de wereld verlamde.
Het is een periode met veel angst, verdriet, boosheid en eenzaamheid. Maar er is ook verbondenheid, flexibiliteit en waardering voor anderen. Het leven in een ander ritme met andere prioriteiten is ook leerzaam. Mensen hebben geleerd afstand te bewaren en geworsteld om toch nabijheid en saamhorigheid te creëren.
Voor jongeren een verwarrende en soms moeilijke periode. De scholen dicht en onderwijs op afstand. De kindertelefoon stond roodgloeiend, huiselijk geweld nam toe, het was in veel gezinnen zacht gezegd niet gezellig. Tegelijk zien leerlingen op sociale media de mooie filmpjes en foto’s voorbijkomen van gezellige thuiswerk-sessies aan de keukentafel.
Terwijl ze zelf te maken hebben met een broertje dat zit te klieren, een vader die vindt dat iedereen stil moet zijn zodat hij kan bellen. Met een oma waar ze niet naar toe kunnen. Met een televisie die de hele tijd aanstaat op een nieuwszender.
Beelden op sociale media en televisie
Ze zien sociale media en televisie met tegenstrijdige berichten. Met beelden van IC’s waar mensen op hun buik liggend, vol slangetjes lijken te stikken. Met beelden van over de hele wereld, mensen zingend op hun balkon, presidenten die het virus ontkennen of zeggen dat mensen bleekwater moeten drinken. Lege straten en pleinen, gesloten winkels en horeca. Beelden van ‘handhavers’ die belaagd worden, van mensen die minutenlang applaudisseren voor het personeel in de zorg. Beelden van eenzame bejaarden in verzorgingstehuizen, van kinderen op ‘berenjacht’, van waarschuwingen en van overal afzetlint.
‘Nieuw normaal’
Weer terug op school komen leerlingen terecht in een ‘nieuw normaal’ met voor de kinderen op de basisschool inmiddels weer ‘volle’ klassen en in het VO met kleine groepjes. Ik zie dat de VO-scholen vooral veel geïnvesteerd hebben in hoe hygiëne en afstand bewaren gerealiseerd kan worden. Er werd gepast en gemeten, er werden looproutes bedacht en roosters gemaakt. Opnieuw werd gekeken hoe lessen gedeeld, gestreamd konden worden met leerlingen ìn de klas en de thuiszitters tegelijk.
Vooral aandacht voor de technisch- instrumentele kant. Dat is niet zo vreemd: onderwijsmensen zijn vaak doeners. Gewend om problemen aan te pakken en op te lossen. Veel is ook te doen over hoe eventuele (leer)achterstanden weg te werken, hoe in de vakken vooral de hoofdzaken met leerlingen behandeld worden. Wat eventueel naar volgend schooljaar overgeheveld kan worden. Hoe leerlingen bijgespijkerd kunnen worden.
Welbevinden van leerlingen
Er moet niet alleen maar aandacht zijn voor schoolse vakken. Hoe leerlingen zich voelen in de groep, hoe de groep zelf (opnieuw) gaat functioneren is belangrijk voor het welbevinden van iedereen. Leerlingen zijn nu een veel langere periode niet op school geweest dan tijdens de zomervakantie. Juist sociaal-emotionele competenties en het bijsturen van groepsdynamische processen zijn in deze periode belangrijk. Het laatste stukje schooljaar moet goed vorm krijgen want dat vormt weer de basis voor een goede start volgend schooljaar.
Het is goed om met leerlingen terug te kijken op de afgelopen periode en het gesprek aan te gaan. Beelmateriaal kan daarbij helpen. Afbeeldingen kunnen leerlingen helpen woorden te geven aan datgene wat niet ongezegd moet blijven. Wanneer je leerlingen een afbeelding laat kiezen kan de keuze voor een bepaalde afbeelding al veelzeggend zijn. Bovendien zegt een beeld vaak meer dan woorden kunnen uitdrukken. Er zijn overal goede ‘corona’-afbeeldingen te vinden op internet.
Lesmateriaal
Mijn eigen lesvoorbereiding is uit de hand gelopen. Ik heb een spel/werkvormen pakket ontwikkeld en uitgegeven (zie www.kieresoe.nl/coronagedoe). Nog niet gemakkelijk om rekening te houden met de anderhalve meter. De verkoop loopt heel snel dus ben ik nu aan het nadenken hoe ik het materiaal online beschikbaar kan maken. Want ook na de zomervakantie is het goed om tijdens de opstart van het jaar terug te kijken op deze periode.
Daarnaast is het van belang dat binnen een school docenten met elkaar in gesprek blijven, ervaringen en bevindingen uitwisselen. Dat zorgt voor een gezonde, flexibele en lerende organisatie waarin veranderen mogelijk blijft.
Livestreamlessen voegen een dimensie toe, ik leer heel veel. Ik maak video’s van verhalen die ik verzin en voorlees en om ze aantrekkelijk te maken monteer ik er afbeeldingen in en geluidsfragmenten. Ik leer monteren met een programma waar ik voorheen al zenuwachtig werd door het open te klikken. Leerlingen moeten een tekening maken bij het verhaal. De mooiste tekeningen worden aan het eind van het jaar, wanneer ik van de verhalen een boekje maak, afgedrukt bij de verschillende hoofdstukken. Het worden filmpjes die langzaam zijn. Zoals voorlezen ook langzaam en mindful kan zijn. Zie daarvoor https://www.kieresoe.nl/videos-voorleesverhalen/
Ik blijf leerlingen volgen en plaats voor elke les opdrachten in Teams. Ik ben wel aan het nadenken over hoe het zal zijn wanneer leerlingen weer terugkomen. Dan heb ik het niet over leerachterstanden en wat en hoe, wie wat, moet inhalen. Ik denk daarbij vooral over het sociaal-emotionele stuk en het oppakken van de groepsdynamiek gedurende het laatste stukje schooljaar.
Leerlingen hebben elkaar een lange tijd niet gezien. Alle leerlingen (en docenten) hebben een vreemde periode achter zich met wellicht veel stress en angst, hier moeten we rekening mee houden. Signaleren blijft belangrijk.
De eerste weken was ieders aandacht vooral gefocust op de technisch/instrumentele kant van het onderwijs: Hoe krijgen we onderwijs op afstand voor elkaar. Langzaam kwam er aandacht voor de sociaal-emotionele kant. Leerlingen in een problematische thuissituatie, leerlingen die thuis niet veilig zijn, kwetsbare leerlingen met of zonder diagnose. Hoe die te bereiken zijn blijft moeilijk.
Ouders zijn niet snel geneigd om spontaan te melden dat het niet goed gaat. Hun kinderen ook niet. Signalen pikken docenten in de normale situatie vaak zijdelings op. Er zijn gezinnen waarvan de school op de hoogte is van mogelijke problemen maar een veel grotere groep is niet bekend.
Ook groot is de groep gezinnen waar het normaal best prima gaat maar die door het veel met elkaar opgescheept zitten het nu moeilijk krijgen. Ouders die in conflict gaan met elkaar, kinderen die elkaar (helaas soms ook haast letterlijk) de hersens inslaan, een vervelende gespannen sfeer in huis. En daarbij vaak nog angst voor de gezondheid van (groot)ouders en verwanten.
Op social media zien we gezinnen vreedzaam werken en leren aan de keukentafel. Prachtige dagschema’s komen voorbij. Ontroerende filmpjes van kinderen die een challenge krijgen en er helemaal voor gaan. Ook leerlingen zien al dat leuks voorbij komen terwijl ze zelf in een heel andere situatie zitten. Misschien niet onveilig of bedreigend maar gewoon supervervelend en met het vooruitzicht dat het nog lang gaat duren.
Als de leerlingen weer terugkomen op school staan we opnieuw voor een uitdaging: Hoe zorgen we voor een veilig, gezellig klimaat, hoe zorgen we voor een mooi laatste stukje schooljaar?
Net als na de zomervakantie zal de groep zich opnieuw gaan formeren. Nu hebben we als docenten en vooral als mentoren het voordeel dat we de leerlingen al kennen en weten hoe de groep voor de corona-break draaide. Was de groep al positief, dan is het ook belangrijk om even pas op de plaats te maken. Stil staan bij afgelopen periode en opnieuw samen afspraken maken.
Voor groepen die problematisch zijn staan voor een nieuwe uitdaging. Dit is de kans om opnieuw te beginnen. Door aandacht te geven aan groepsvormende activiteiten, door ‘oude’ patronen direct te herkennen, deze benoemen en omvormen, door veel samenwerkingsopdrachten en kennismakingsspelletjes te doen. Het gevoel van ‘samen sterk’ dat door het hele land waaide ook de klas in te halen.
Daarnaast is het belangrijk voor docenten om gezamenlijk op te trekken, van en met elkaar te leren. Dat kan door werkvormen uit te wisselen, in gesprek te gaan met elkaar en bij elkaar te kijken.
Met gemengde gevoelens sta ik, die eerste dag, achter in de
klas. Zojuist is de tweede bel gegaan. Iedereen gaat staan, is stil en kijkt
naar de Canadese vlag die aan de muur hangt. Een beetje blikkerig klinkt het
volkslied door de hele school. “Verheerlijking van het vaderland en verering
van de vlag.” oordeel ik al gauw. In mijn hoofd maak ik direct de verbinding
met extreem rechtse en nationalistische ideeën zoals ‘eigen volk eerst’. Het
ligt iets gecompliceerder en vooral genuanceerder.
Onder de
docenten die ik spreek zijn de meningen verdeeld niet vanwege het ritueel, maar
vanwege de tijd die het kost. “Er zijn scholen waar ze alleen op maandagochtend
het volkslied laten horen.” zegt een van de docenten.
Jammer,
vindt de meerderheid. Het uitvoeren van dit dagelijkse ritueel zorgt voor
gemeenschapszin, voor een gevoel van kameraadschap, een gevoel van
verbondenheid.
Vanaf de kleuterschool zijn kinderen dit gewend. Vroeger
werd op de meeste scholen na het volkslied ook nog gebeden. Dat is afgeschaft
omdat het niet langer paste in de diversiteit van de samenleving.
Wanneer ik leerlingen
vraag waarom ze dit doen kijken ze me verbijsterd aan. “Respect!” zeggen ze.
Het is een teken van respect voor de gemeenschap, voor elkaar, voor de hele
school, voor het hele land. Ze zijn verbaasd en zelfs geshockeerd dat we dit in
Nederland niet doen op school.
Sta je per
ongeluk nog niet in de klas wanneer ‘O Canada’ klinkt dan stop je op de gang en
je bent stil. Dat doet iedereen. “Er wordt niet gekletst of gelachen?” vraag
ik.
Leerlingen
kijken me verwonderd aan. “Never ever!” verzekeren ze me. In de weken dat ik
meeloop met een klas, een pittige klas qua dynamiek, zie ik ze elke morgen stil
naar de vlag kijken. Een jongen die het grootste gedeelte van de dag een
koptelefoon op heeft omdat hij auditief snel overprikkeld raakt zet tijdens dit
moment zijn koptelefoon af. Niet omdat dat moet maar omdat hij vindt dat dat zo
hoort. Ieder sportevenement start met het volkslied en wanneer de schoolband
optreedt is het eerste nummer ‘O Canada’.
“I am proud to be a Canadian and I am proud of my country.”zegt een
leerling. “Sure thing.” vult een ander aan.
Tijdens de teamvergadering (die al vòòr schooltijd is
gestart) gaat bij de tweede bel ook iedereen staan en kijkt stil richting de
deur. Ik zie geen vlag en bij navraag blijkt die om de hoek te hangen. Zo
serieus neemt men hier op school dit ritueel. “Maar dat is toch heel nationalistisch?” vraag
ik. “Why should being proud of
your country, being nationalistic, be wrong?” is de tegenvraag. Tja,
waarom.
Nationalisme heeft hier een andere klank dan thuis in
Nederland. Ik ben opgegroeid met de excessen van nationalisme en voel een
sterke aversie tegen extreemrechtse groeperingen die met populistische slogans
haat en achterdocht aanwakkeren en alle oog voor voordelen van diversiteit zijn
verloren. Wanneer ik de term ‘nationalisme’ hoor koppel ik aan het hebben van een
gezamenlijke vijand. Het heeft geleid tot wereldoorlogen. Hier in Canada heeft
nationalisme niet volautomatisch die negatieve bijklank. Hun geschiedenis is
anders.
In The
Post Online schrijft Juliaan van Acker: “Nationalisme zet mensen aan hun eigen
verantwoordelijkheid op te nemen en zorg te dragen voor het welzijn van
anderen” (Acker, 2018, “Nationalisme
als medicijn tegen het EU-imperialisme” par.11)
Wat goed is voor de samenleving is goed voor jou
omdat je er onderdeel van uitmaakt. Het creëert een gezamenlijk doel waardoor
iedereen voor nationale welvaart wil werken en eraan wil bijdragen. (Casas,
2009).
Er is niets mis met trots zijn op je land. Ik kan ontroerd
zijn wanneer het Wilhelmus klinkt en iedereen stil is. Ik ben trots op ‘onze
oude meesters’, op onze kunst en cultuur. Ik wil dit gezond nationalisme
noemen. Nationalisme dat zich richt op kwaliteiten, op positiviteit, op
verbinding en verbonden zijn aan elkaar als gemeenschap.
“It is not the flag. That is just a
piece of cloth. It is not the national anthem. It is the ritual and where it
stands for. Being responsible, being proud of who we are as a community.” legt
een docent uit.
Dit kom ik
hier steeds tegen. De school is een community. Passend onderwijs is hier al 35
jaar de praktijk. Iedereen heeft het recht om deel uit te maken van de
community. Het begrip ‘inclusiviteit’ heeft hier handen en voeten gekregen. Het
is geworteld in de praktijk van alledag. Het zit verweven in de lessen, in het taalgebruik,
in het DNA van de school.
Natuurlijk leven in Canada ook mensen die discrimineren of
die diversiteit niet waarderen. Maar op school wordt gebouwd aan
gemeenschapszin en iedereen hoort erbij.
Vier weken later overdenk ik, staand achter in de klas
terwijl ‘O Canada’ klinkt, hoe anders ik aankijk tegen dit ritueel. Het is ook
praktisch gezien een mooi rustpunt om de dag te starten. In Nederland vlaggen
ophangen en dit invoeren heeft geen zin. Onze geschiedenis is anders. Maar meer
aandacht voor het bouwen aan gemeenschapszin en verbondenheid zou mooi zijn.
Grade 7 (brugklasleeftijd) maakt tijdens
de rekenles een oefening voor hun werkboek. De docent loopt rond samen met
de EA (Educational Assistant) en beantwoorden
zachtjes vragen. In
iedere klas werken EA’s in principe met alle kinderen maar ze hebben extra
aandacht voor kinderen met special needs. Er zijn kinderen met (ernstige)
verstandelijke, lichamelijke, of sensorische uitdagingen. Kinderen met sociaal
emotionele problematiek, kinderen die niet of nauwelijks communiceren, kinderen
met gedrags-, ontwikkel of leerachterstanden. Al deze leerlingen krijgen les
samen met de andere leerlingen, in een normale klas, in een normale school.
Inclusief onderwijs is hier zo’n dertig jaar geleden ingevoerd. In iedere klas zitten zo’n 3 a 4
leerlingen met een ‘code’; een diagnose.
De kinderen zijn stil en geconcentreerd
aan het werk. Dan loopt er tot mijn verrassing zomaar een hondje de klas in.
De leerlingen reageren nauwelijks en blijven aan het werk. Hier en daar aait een kind
even over haar kop en daar blijft het bij.
De hond snuffelt wat rond en vertrekt weer.
“Dat
is Sadie,” vertelt Emma een van de grade 7 leerlingen die ik volg,
“de schoolhond. Die is van iemand van
het kantoor en komt elke dag mee naar school.”
“Klopt,” vertelt de secretaresse,
“het
is mijn hond. Ik bracht hem soms mee naar school
en omdat ze altijd in
de buurt van mijn kantoor bleef en kinderen het
zo leuk vonden ging het een gewoonte worden
om haar mee te brengen.”
Voor de
hond zorgen
Van de welfare-worker (maatschappelijk werkende met een
takenpakket vergelijkbaar met die van een zorgcoördinator)
hoor ik dat dat niet het enige is. De hond heeft een functie binnen de
school.
Het komt niet vaak voor maar er was een tijd geleden een leerling die niet naar school wilde. Daar lagen allerlei sociaal-emotionele
problematiek onder en een weinig stabiele thuissituatie.
Toen deze leerling na een moeizaam gesprek op
school met de welfare-worker op weg naar buiten toevallig een leerling met
het hondje zag
en hoorde dat Sadie iedere dag op school was had
hij allerlei vragen. Wie de hond te eten gaf, of de hond weleens in de klas
kwam, of leerlingen haar mochten aaien. Slim genoeg werd hem verteld dat Sadie van de hele school was en dat er meer
leerlingen waren die het leuk vonden om voor haar te zorgen.
Sinds die tijd kwam de leerling weer naar school.
Training
Sadie moest
wel een speciale training volgen maar was vanaf die dag officieel de
schoolhond. Het zorgt er mede voor dat er op school een ontspannen sfeer hangt.
Ze mag vrij rondlopen, waar deuren openstaan gaat ze naar binnen. De
secretaresse werkt in het kantoor wat een open ruimte is. Aan het kantoor grenst de ‘conference-room’ waar kinderen die uit de
les verwijderd worden naar toe gaan. Soms wanneer een kind verdrietig of boos
is zorgt Sadie voor troost. Maar niet altijd. Sadie kiest zelf
of ze naar iemand toegaat.
“Sociaal emotioneel gezien is Sadie een bonus voor de
school.” vindt schoolleider mrs. Massel,
“De hond zorgt voor gezelligheid,
het leert kinderen verantwoordelijk te nemen en duidelijk te zijn.
Een hond begrijpt je alleen wanneer je duidelijk bent. Voor kinderen is dat een
belangrijke les.”
Ze heeft nog niet meegemaakt dat een leerling een allergie had waardoor de hond niet in
de buurt zou mogen zijn. “Dat komt ook omdat de school geen vaste vloerbedekking heeft. Alle
oppervlakten zijn glad en er wordt iedere dag schoongemaakt.”
Angst voor honden verdwijnt heel snel
is de ervaring hier op West Glen School. Sadie is een vriendelijk rustig hondje die niet tegen kinderen op
zal springen. Haar gedrag is voorspelbaar en ze luistert goed.
Gunstige
invloed
Niet alle
scholen in Canada hebben een schoolhond maar heel ongewoon is het niet. De
gunstige invloed van de hond op het leren, op de sociaal emotionele
ontwikkeling wordt gesignaleerd in verschillende internationale onderzoeken.
Beetz (2018) concludeert dat de psychosociale, medische en neurobiologische
implicaties van dieren binnen onderwijssetting positief zijn. Anderson (2007) onderzocht hoe een schoolhond
het best geïntroduceerd kan worden in een klas. Deze studie (gericht op
speciaal onderwijs) bevat bruikbare
handvatten. In Nederland worden hier en daar ook schoolhonden ingezet. Meer
informatie: http://www.indyhelpt.nl.
Hier op West Glen is iedereen blij met de
hond in de school. “Het heeft iets huiselijks. Ik geniet wanneer een kind op
een kussen in de klas zit te lezen met de hond naast hem.” De docente Social
Studies lacht. “Niet verder vertellen maar ik heb speciaal voor Sadie brokjes
in mijn la. Zo lok ik hem naar mijn klas. En dan hoop ik dat ze even blijft.”
Lucy Reijnen (MEd en M SEN) is docent op een kleinschalige VMBO TL-school. Lucy bezoekt gedurende ruim
een maand scholen in Didsbury (Canada). Een van de scholen is middenschool West
Glen School. Hier heeft ze observaties uitgevoerd en gewerkt met het door haar
ontwikkelde materiaal om de groepsdynamiek gunstig te beïnvloeden. Wat haar
opvalt gedurende deze periode beschrijft ze in een serie artikelen.
Bronnen:
Anderson, K.
(2007). How To Incorporate a Dog into a Self-Contained Classroom. . TEACHING
Exceptional Children Plus, article 4.
Beetz, A. H. (2018,
juni 4). Children and companion animals: psychosocial, medical, and
neurobiological implications. Opgehaald
van www.frontiersin.org:
https://www.frontiersin.org/articles/10.3389/fvets.2018.00112/full
Voorpostel, C. (sd). http://www.indyhelpt.nl/?page_id=637.
Opgehaald van Indy helpt: http://www.indyhelpt.nl/?page_id=637
Jafaar heeft zijn huis gevonden, zijn lijf is gespannen. Tyrin en Naoufal kijken mee, kloppen hem op zijn schouders en lachen opgewonden met hem mee. De jongens volgen de vinger van Jaafar die wijst op het scherm. Ik zie hoe hij verder probeert in te zoomen op Google Earth. Het beeld kantelt en zoomt uit. “Juf!” roept Jafaar, “Juf!”
Juf Liesbeth van 2college EOA[1] Oisterwijk helpt en herstelt het beeld. “Waar is jouw huis?”, vraagt ze, “Het huis waar je vroeger woonde?” Met vroeger bedoelt ze een klein jaar geleden toen Jafaar nog in Eritrea woonde. “Ging je daar ook naar school?” Jafaar knikt en zoekt met de muis naar zijn school. Hij stopt bij een veldje. “Hier. Spelen. Voetballen. Vrienden.” Zegt hij. “Ging je hier vroeger voetballen met je vrienden?” vraagt juf Liesbeth.
“Het verleden is niet weg.” zegt Liesbeth wanneer we napraten over de les. “Ik probeer niet om het ‘weg’ te stoppen. Het hoort bij deze kinderen en door er ‘gewoon’ over te doen krijgt het niet zo’n lading en blijft het bespreekbaar.” Het is heel anders werken hier wanneer je het vergelijkt met regulier onderwijs vertelt Liesbeth. Ze vindt de leerlingen ondanks hun trauma’s heel gemotiveerd en wat ook opvalt is dat ze zich opmerkelijk snel aanpassen. Veiligheid, structuur en respect zijn belangrijk op deze school.
Natuurlijk kletsen de jongeren tussendoor af en toe in hun eigen taal. Natuurlijk roepen ze antwoorden zonder netje de vinger op te steken. Natuurlijk heeft niet iedereen zijn map meegebracht. Liesbeth blijft kalm, stimuleert ze in het Nederlands te praten en dan niet met losse woordjes maar in hele zinnen. Ze herhaalt vaak en haalt steeds opnieuw leerlingen naar de les. Ze is heel geduldig, luistert naar wat ze zeggen en proberen te zeggen.
Mijn collega Sanne en ik zijn vrij blanco hier naar toe gekomen, puur uit interesse voor deze bijzondere locatie van onze school. We zijn erg onder de indruk van alles wat we tegenkomen op deze kleine school die voor een beperkte tijd een veilig en gestructureerd toevluchtsoord is voor kinderen van vluchtelingen en voor AMV-jongeren[2] die alleen naar Nederland gekomen zijn.
“Deze jongeren zijn zo gemotiveerd,” zegt Inge de juf die alfabetiseringsgroep lesgeeft, “Ze werken zo hard, ze zijn echt heel serieus bezig met het leren van de taal.”
Dat merken we direct wanneer we aanschuiven achter in de klas. De leerlingen komen een voor een naar ons toe, geven een hand, noemen hun naam, het land waar ze vandaan komen en hun leeftijd. Ze zijn duidelijk trots wanneer ze dat goed lukt. Een klein klasje dat bestaat uit leerlingen met ieder een ander niveau. Sommige leerlingen zijn nog maar enkele weken in Nederland wanneer ze in deze groep komen. Gepersonaliseerd leren en formatief toetsen is hier haast de enige manier om kennis over te dragen.
Alfabetisering is het belangrijkste doel. Er zijn gezamenlijke opdrachten met veel verschillende werkvormen. Hier wordt echt heel basaal gewerkt aan taalverwerving, leren lezen en schrijven en het uitbreiden van de woordenschat. Ze hebben maar liefst 16 uur Nederlands per week.
“Daarnaast hebben de mentoren ook wel de vrijheid om lessen zelf in te vullen en is er ruimte om een uitstapje te maken en het geleerde Nederlands ‘in het echt’ toe te passen.” zegt Inge van het alfabetiseringsklasje. “Dat is heel belangrijk want zo draag je impliciet ook normen en waarden over. Goedendag zeggen als je een winkel binnenkomt. Op je beurt wachten. Zelf iets bestellen.”
In de pauze valt ons op dat kinderen rustig in de gezamenlijke ruimte gaan zitten om te eten of te drinken. Er is geen surveillance. “Dat is ook niet nodig,” zegt Els Schults (teamleider) in de docentenkamer, “We surveilleren alleen wanneer we denken dat het nodig is, of surveilleren… er is dan gewoon iemand van de docenten op de pauzeplaats. Veel leerlingen lopen even naar huis om iets te eten: hun woonruimte is nog geen vijf minuten lopen.”
Els vertelt dat leerlingen bij de intake een uitstroomprofiel krijgen. Dit wordt bepaald door een leerbaarheidstoets af te nemen en een intakegesprek te voeren. Daarna worden de leerlingen in een van de groepen geplaatst die het best past.
Leerlingen blijven maximaal zo’n twaalf weken op school, wanneer er achterstanden zijn bij de IND[3] kan dat soms wat langer zijn. De samenstelling van de groepen wisselt dus voortdurend. Voor de klas betekent dit dat er steeds nieuwe leerlingen instromen en anderen vertrekken.
Dat is merkbaar bij de start van de les Nederlands van juf Liesbeth. De leerlingen vragen waar Marouan is. Liesbeth vertelt dat Marouan verhuisd is, hij woont nu in Vught. Zijn familie heeft een huis gekregen daar.
“Aaah, jammer”, zegt Rabia, “Geen dag-zeggen. Geen afscheid. Niet uitzwaaien.”
“Ja, zonde dat we geen afscheid hebben kunnen nemen,” zegt Liesbeth, “Het ging ineens heel snel.”
Tien minuten later gaat de deur open en stapt Marouan binnen. Een golf van emotie, verrassing en enthousiasme gaat door het lokaal. Er wordt geklapt en gejoeld. Marouan deelt high fives uit. De mentor van Marouan komt ook even de klas in en legt uit dat er iets mis was met formulieren en zegt dat Marouan nog een week blijft. Het hartelijke welkom doet Marouan stralen. Hij schuift aan, pakt zijn map, en de les gaat verder.
Sanne en ik kijken elkaar verbluft aan. Deze kinderen zijn dit blijkbaar gewend, accepteren wat er gebeurt en gaan over tot de orde van de dag.
Wanneer we onze bezoekerspas hebben in geleverd en ‘uitgeschreven’ zijn door de AZC-beveiliging praten we nog even na. “Weet je,” zegt Sanne, “Het is hier allemaal zo harmonieus. Er is geduld, ze nemen tijd. Bij ons wordt het eerder een conflict. Ze praten door de les heen. Ja. Bij ons ervaren sommige docenten dat echt als een probleem. Terwijl..” ze zoekt naar woorden, “Wat is daar het probleem van?”
Het begrip ‘probleem’ heeft voor ons door dit werkbezoek een andere lading gekregen…