Wie is de held

Wie is de held

Yes super held

Iedereen een held?

Nee, niet iedereen is een held. Wel kan iedereen heldhaftig zijn. Niemand is een superman of supervrouw. Maar iedereen kan wel iets doen dat voor anderen ‘super’ is. Dat is waar deze werkvorm om draait. Een groep wordt een supergroep wanneer iedereen zich prettig voelt, waarin iedereen durft te zeggen wat ie wil zeggen. Waarin groepsleden naar elkaar luisteren. Waarin iedereen zich op zijn gemak kan voelen, lekker kan (samen)werken en er een goede sfeer hangt. Een groep waarin iedereen zich verantwoordelijk voelt voor de groep. In een supergroep helpen leerlingen elkaar, kunnen ze voor zichzelf en voor anderen opkomen. In zo’n groep accepteren leerlingen elkaar en hebben er begrip voor dat iedereen anders is.

Sfeer

Meestal is de sfeer in een groep voelbaar. Of een groep een supergroep is, is daarom niet af te vinken in een lijst met kenmerken. De sfeer in de groep wordt zichtbaar door hoe leerlingen zich ten opzichte van elkaar gedragen. Wat doen leerlingen? Zijn ze aardig en begripvol naar elkaar? Wat zeggen ze, hoe zeggen ze het, durven ze ook iets te zeggen? Welke grapjes worden er gemaakt? Door wie?

Helpen leerlingen elkaar? Is het gemakkelijk om groepjes te maken? In hoeverre kennen leerlingen elkaar? Hoort iedereen erbij? Dat zegt allemaal iets over de sfeer in de groep.

Activiteiten

Als leerkracht is het belangrijk om alert te blijven op de groepsdynamische processen in de klas. Hoe beter de leerkracht de leerlingen kent en aanvoelt wat deze nodig hebben, hoe beter hij of zij in staat zal zijn de dynamiek in de groep te beïnvloeden. De leerkracht is zelf ook een onderdeel van de groep en heeft de verantwoordelijkheid om de klas wanneer nodig effectief bij te sturen. Pestgedrag is een alarmerend symptoom van een niet goed lopend groepsproces. Preventief handelen is altijd beter dan curatief optreden.

Daarom is het goed om actief in te steken op een positief groepsgevoel. Leerlingen zijn zich niet altijd bewust van de invloed die hun handelen kan hebben op anderen. Ze zullen soms ook niet voor zichzelf of anderen durven op te komen of denken dat het toch niet zal helpen. Daarom is het zo dapper wanneer leerlingen dat wel doen. Dit soort positief handelen opmerken en positief waarderen heeft niet alleen op de leerling maar op de hele groep effect.

Het gebruiken van kennismakingsspelletjes, evenals werkvormen die samenwerken bevorderen en het inzetten van energizers is in het begin van het schooljaar nodig om de eerste fases van het groepsproces goed te doorlopen. Deze werkvormen blijven echter het hele jaar door belangrijk. Meer werkvormen zijn daarom hier te vinden.

“Wie is de held”

“Wie is de held” is een werkvorm die losjes gebaseerd is op onder andere de ideeën van Sue Young (2012) die op een oplossingsgerichte manier kijkt naar pesten, pestpreventie en samenwerken. Het doel van “Wie is de held” is dat de focus van leerkrachten en leerlingen gericht is op positieve handelingen en gedragingen in de groep. De werkvorm is geschikt voor de bovenbouw van de basisschool en ook voor de onderbouw van het voortgezet onderwijs.

Vouw voor iedere leerling een briefje twee keer dubbel. Op één briefje staat ‘held’. Geef alle leerlingen een opgevouwen briefje. Een willekeurige leerling krijgt het briefje waarop ‘held’ staat. Benadruk dat niemand mag weten wie het is want aan het eind van de dag is pas de onthulling. Indien de werkvorm uitgevoerd wordt in het voortgezet onderwijs: de volgende les.

Hij of zij is de held van de dag en daarmee degene die de hele dag aardige dingen doet. Dat kan bijvoorbeeld het geven van eerlijke, goede complimenten zijn, het helpen van iemand, het ongevraagd iets opruimen, enz. De held van de dag doet zijn werk zo onopvallend mogelijk. De klas moet aan het eind van de dag raden wie de held is. Om dat zo moeilijk mogelijk te maken gaan andere leerlingen ook ‘heldendaden’ verrichten.

Zet op het bord de namen van de leerlingen die genoemd worden als mogelijke helden. Aan degene die een leerling noemt wordt gevraagd waarom en wanneer deze leerling ook een held was. Ten slotte mag de echte ‘held’ opstaan.

Vragen vooraf aan de groep:
  • Wat maakt een held in de eerste plaats een held?
  • Hoe gaat een held onder andere gewoonlijk te werk?
  • Wat kan de held bijvoorbeeld op school en in de klas doen?
Vragen achteraf aan de groep:
  • Wat gebeurde er in de groep doordat er een held van de dag was?
  • Waardoor hebben “heldendaden” bijvoorbeeld effect?
  • Hoe kon je weten of de held de echte held was?
  • Wat is de leukste of mooiste heldendaad die je zag?
Vragen achteraf aan de ‘held’:
  • Waardoor was het moeilijk om een held te zijn?
  • Wanneer was het juist gemakkelijk?
  • Wat of wie maakte het moeilijk ofwel makkelijk?
  • Wie of wat was daarnaast helpend?
  • Wat zou je een volgende keer anders doen?
Variaties:

Dit kan een herhaald worden met (terwijl leerlingen dat niet weten) kleine variaties.

  • Geef  meerdere leerlingen een briefje met ‘held’ te geven
  • Geef niemand een briefje met ‘held’
  • Geef iedereen een briefje met ‘held’